afb.
Ferdinand van den Eerenbeemt (1910-1986), was lid van een bekende Bossche familie, die aktief was en is op politiek en sociaal gebied. De naam Van den Eerenbeemt raakte verbonden met de kaarsenindustrie door het huwelijk van zijn vader met de dochter van kaarsenfabrikant Van Iersel aan het Hinthamereind, waar hij zijn jeugd doorbracht.
Als regent van het College van Bestuur van de Godshuizen volgde hij in het voetspoor van zijn vader die als bestuurslid van een woningbouwcoöperatie en van de St. Vincentiusvereniging van zijn sociale verantwoordelijkheid liet blijken. Vader kwam eigenlijk uit de sigarenwereld. Hij zat bij Vincentius, was voorzitter van de Stichting Volkshuisvesting en thuis fungeerde hij als ‚pater familias’, een soort peetvader. Bij ons thuis maakten ze nooit onderscheid tussen de mensen. Ikzelf heb nooit het gevoel gehad van betere komaf te zijn. Of het nou jongens van de Hofstad waren of van de Noordwal, je zat er mee op school en je speelde er mee. Aan de overkant lag de remise van de paardetram en even over de Aa kon je in het open veld allerlei spelletjes doen of naar de militairen kijken die er oefenden. Kwajongensstreken ...? Dat ging vanzelf als je met een stel bij elkaar bent. Op school kreeg je cijfers voor gedrag, ijver, tekenen, schrijven en de cathechismus. Daar was een puntenkaart voor van 10 tot 4. Ik kreeg er wel eens moppers over, maar op het eind van het schooljaar ging ik toch over. Toen ik eenmaal in de vijfde klas zat vroegen de zusters van de Hinthamerstraat of ik misdienaar wilde zijn. De nonnekes kende me al vanaf de bewaarschool. De hele lagere school hield ik het vol, elke morgen om half zeven op. Op m'n twaalfde ben ik naar ‚De Drie Mollekes’ gegaan, weer bij ons in de buurt. In het ene steegje was het lyceum voor jongens en in ‚Achter de Eksters’ zaten de meisjes op school. Ik heb het niet afgemaakt, ik was een bietje een wilde, denk ik. Zo kwam ik al vroeg in de zaak. In de Jacobparochie ben ik van collectant kerkmeester geworden en van de jeugdconferentie van de St. Vincentiusvereniging uiteindelijk president, zoals dat bij die liefdadige instelling heette. De organisatie werkte per parochie. Dan stond je dichter bij de mensen. Aanvankelijk lag het accent op de armenzorg. Later kwam in de Nieuwstraat een r.k. bibliotheek met ontspannende en enigszins godsdienstige boeken, maar toch niet de levens van de heilige Clara of zo. Dat was men wel ontgroeid. In de loop der jaren is de oorspronkelijke doelstelling van Vincentius - door het uitoefenen van liefdewerken aan zelfheiliging te doen - verdrongen door hulpverlening aan sociaal zwakkeren. Daarmee verviel het elitaire karakter. Aan dat plaatsje in de hemel moet je niet te zwaar tillen. Wanneer je als hulpverlener er wat beter voor stond dan een ander, kreeg je een gevoel van dankbaarheid. De één ervaart dat zo, een andere werd er wat nederiger onder. Beiden zijn het effect van die zelfheiliging waar de Vincentiaan naar streeft. VoorkeurIk heb nooit van uitsluitingen gehoord, omdat iemand niet goed genoeg katholiek was. In bepaalde hulpge-vallen was het begrijpelijk dat katholieken eerder geholpen werden omdat zij in het directe bereik van hun geloofsgenoten verkeerden. Mijn vader drong nooit op de katholieke plichten aan. Daar was hij veel te goed voor. Het was een zeldzaam goeie mens. Daardoor genoot hij ook het vertrouwen van zovelen. Dat er wel eens een vaderlijk woordje werd gesproken, zal ik niet ontkennen. Maar hij was er de man niet naar door represailles anderen tekort te doen.Mettertijd vervagen de oorspronkelijke omstandigheden waarin zaken zich afspeelden. Afstand nemen van historische gebeurtenissen door eigentijdse normen te hanteren is onjuist. Onbegrip over vroeger ontstaat doordat men zich niet kan verplaatsen in een tijdsbeeld. Tegenstellingen worden vaak gezocht of gecultiveerd. Dat is gevaarlijk. | 51 |
Nood-gemeenteraadKort na de bevrijding vonden de gemakkelijkste verkiezingen plaats die ik ooit heb gekend: de nood-gemeenteraad werd aangewezen. Door mijn werk voor Vincentius draaide ik automatisch mee. Harry van de Velden, Daan Gielen, Ben Kuyten en andere verdienstelijke figuren uit de arbeiderspartij, de middenstand en het verzet traden op als een soort belangenvertegenwoordiging. Met leden van de Arbeidersbeweging, de Katholieke Volkspartij, de Socialisten en de Groep Kuijpers kreeg de raad bij de verkiezingen van 1946 haar vaste samenstelling.Eén van de eerste politieke zaken was het voormalige station van architect E. Cuijpers, dat nagenoeg in puin was geschoten. Het was het lievelingetje van de stad. Driekwart van de raad was voor herstel. Maar de Nederlandse Spoorwegen wenste een goed functionerend station en geen paleis. De bouwstijl van Cuijpers was voor die tijd te duur om hersteld te kunnen worden. Als monumentaal gebouw was het een mooie afsluiting van de westelijke uitval van de stad. Burgemeester Loeff mocht een architect uitzoeken. Ir. S. van Ravenstein ontwierp een eigentijds station, laten we het zo maar noemen. | 52 |
Thys Burgerhof e.a., 75 jaar voetbal wel en wee van BVV (1981) 7, 41
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 274
Henk Mees, De vergeten kampioen : BVV in 1948 (2024) 236, 243
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 379